In contact met deelgenoten leerde ik het wapperen kennen.
Wapperen, een vrolijke benaming voor gebaren. Een wereld ging voor mij open,
want gebarentaal blijkt voor mij een uitkomst in situaties waarin ik mijn
hoortoestellen niet kan dragen. Met de geboorte van onze slechthorende Lara
werd het ook een must om te leren wapperen. Alleen, voor mij is gebaren met
mijn kind een vermoeiend gevecht, omdat ik die gebaren niet altijd en in alle
situaties goed kan zien.
In mijn vroegere werk voor DoofBlinden Netwerk kwam ik voor
het eerst in contact met deelgenoten die doof zijn. Zij hebben eveneens het
syndroom van Usher, alleen een ander type. Mijn generatie slechthorende en dove
doofblinde mensen groeide op zonder gebarentaal. We moesten leren communiceren
als de horende mens. Op mijn speciale school werd er geen gebarentaal als
ondersteuning gegeven. Van de zotte vind ik dat, want daarmee onthoud je deze
kinderen een echte taal zodat je ook andere talen makkelijker kunt leren. Een
revaliderend persoon die opnieuw moet leren lopen onthoud je toch ook geen
krukken?
Anyway, gebarentaal
is een taal met haar eigen grammatica en regels. ‘Ik ga naar huis’ gebaar je
dan als: ‘Ik huis toe’. Of als je iemand om de bal vraagt, maak je eerst een
verzoekgebaar, dan gebaar je ‘bal’, die je vervolgens van die ander naar jezelf
toe beweegt. De volgorde van de gebaren maakt dat je al snel begrijpt wat de
vraag of boodschap is.
Dezelfde handvorm kan totaal iets anders betekenen, als je de hand anders
positioneert, anders plaatst in de ruimte of er een beweging mee maakt. Een
C-hand kan bijvoorbeeld beker, drinken of appel betekenen. En dan is het ook
nog eens belangrijk dat je goed naar het mondbeeld kijkt. Chocola (mijn
favoriet!) en bruin hebben namelijk bijna hetzelfde gebaar. Intrigerend vind ik
dat.
Met minieme veranderingen in de gebaren geef je net weer een andere betekenis aan je boodschap. Tijdens het leren van de gebarentaal werd ik me opnieuw bewust van de communicatie tussen zender en de ontvanger en de vele ruis die er tussen kan zitten. Als je je boodschap niet volgens de regels van de taal uitzendt, in deze met een hoop mimiek en expressie erbij, kan de ander je totaal verkeerd begrijpen. Je kan moeilijk gebaren dat je morgen een feestje hebt, terwijl je een strak effen gezicht hebt. Heel incongruent, tenzij je helemaal niet van feestjes houdt of liever wat anders wilde gaan doen. Je hele lijf doet mee in de communicatie.
Mijn beperkte gezichtsveld is een
behoorlijke stoorzender op de zender-ontvangerlijn. De gebaren vallen snel
buiten mijn blikveld. Als ik naar de handen kijk, kan ik het mondbeeld weer
niet aflezen. Ook al worden de gebaren – anders dan normaal – vlakbij het
gezicht gemaakt. Doofblinde mensen gebruiken daarom - naarmate ze slechter gaan
zien - meer en meer vierhandengebaren. Dat is een afgeleide vorm van gebarentaal,
waarbij mensen elkaars handen vasthouden of aftasten om de gebaren waar te
nemen. Om zodoende te kunnen communiceren in het donker of bij slechte
verlichtingsomstandigheden. Later zal de communicatie niet verder gaan reiken dan
deze vier handen.
Als beginner in de gebarentaal ondervond ik
al snel dat ik wel wat gemist heb in mijn jeugd. In moeilijke hoorsituaties als
in het zwembad, of onder de douche, met veel omgevingslawaai of bij het slapen
gaan had ik wel makkelijker over willen schakelen naar het wapperen. In die
situaties was ik veel stiller dan ik gewoonlijk ben.
Met de geboorte van onze Lara, die ook
Usher heeft, is het een must geworden om te gebaren. Achteraf maar goed ook,
omdat Lara een half jaar praktisch doof is geweest door vochtproblemen en slecht
functionerende hoortoestellen. Zonder gebarentaal was Lara’s taalachterstand
wel heel fors geweest. Maar voor mij was het een dagelijks gevecht om met
Lara te communiceren. Ik communiceer bij voorkeur liever minder visueel, omdat
dat mij teveel energie kost. Ik vang de gebaren van mijn kind niet snel op als
ze buiten mijn blikveld vallen. En ook had Lara nog rudimentaire gebaren. Ze
waren nog niet geperfectioneerd, zodat ik niet altijd begreep wat ze bedoelde.
Ook vermoeiend was het dat nog 3 andere kinderen om aandacht vroegen, zodat
mijn ogen sterretjes zagen.
Het aanbod van het Taallokaal, een speciale
peuterspeelzaal van Kentalis, voor Lara was dan ook heel welkom. Elke
woensdagochtend krijgt Lara met andere slechthorende peuters een taalbad en
haar taalontwikkeling gaat nu met sprongen vooruit. Lara bloeit op, krijgt een
steeds grotere woordenschat en praat zelfs duidelijker dan haar
tweelingbroertje Benjamin.
Wapperen doen we nu vooral in situaties
waarin het verstaan lastig wordt of wanneer er nieuwe woorden worden gebruikt.
Wapperen is – dankzij mijn deelgenoten en de komst van Lara – een verrijking
geworden. Zonder wapperen zouden Lara en ik pas echt doof zijn! En een voordeel:
nu kunnen we zelfs praten op grote afstand van elkaar of door de ruiten heen en
dat kunnen anderen weer niet…